Het is een
mooie voorjaarsdag: vriendelijk zonnetje…aangename temperatuur… nauwelijks
wind….echt zo’n dag om er op uit te trekken. We rijden richting Zeeland,
Schouwen Duiveland om precies te zijn. De weg naar Zeeland over de dammen die
de eilanden met elkaar verbinden is zoals altijd een spectaculaire ervaring.
Altijd weer het gevoel dat Nederland uit meer water dan uit land bestaat..
Onze
bestemming is het Watersnoodmuseum aan de rand van de OOSTERSCHELDE. Het is niet
bepaald Watersnood-weer en van Oosterschelde
windkracht 10, het boek van Jan Terlouw is geen sprake.
Maar ik ben
van 1953 en altijd into Ramp.
Het museum
is gevestigd in de 4 caissons waarmee het laatste gat in de OOSTERSCHELDE op 6 november
1953 gedicht is. Er zijn de bekende polygoonfilmpjes en op een wand hangt de
indrukwekkende lijst met namen van alle 1835 slachtoffer + 1, een pasgeboren
baby die naamloos met de ouders in de golven verdween. Op een
lichtbeelden-animatie zie je diezelfde namen in de golven verdwijnen.
Namen, wat
zijn ze belangrijk. Als je geen naam hebt hoe kun je dan voortleven in de
herinnering? Ik krijg er koude rillingen van. Ik ben dan wel van 1953, maar na
de Ramp geboren en niemand van mijn familie is verdronken.
Later
fietsen we langs de spiegelgladde OOSTERSCHELDE
(windkracht 0) naar Zierikzee. In
de verte zien we de Zeelandbrug. De zon glinstert in het water.
Onbegrijpelijk dat datzelfde water zo verwoestend kan zijn.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten