zondag 15 juni 2014

Oosterschelde



Het is een mooie voorjaarsdag: vriendelijk zonnetje…aangename temperatuur… nauwelijks wind….echt zo’n dag om er op uit te trekken. We rijden richting Zeeland, Schouwen Duiveland om precies te zijn. De weg naar Zeeland over de dammen die de eilanden met elkaar verbinden is zoals altijd een spectaculaire ervaring. Altijd weer het gevoel dat Nederland uit meer water dan uit land bestaat..
Onze bestemming is het Watersnoodmuseum aan de rand van de OOSTERSCHELDE. Het is niet bepaald Watersnood-weer en van Oosterschelde windkracht 10, het boek van Jan Terlouw is geen sprake.
Maar ik ben van 1953 en altijd into Ramp.
Het museum is gevestigd in de 4 caissons waarmee het laatste gat in de OOSTERSCHELDE op 6 november 1953 gedicht is. Er zijn de bekende polygoonfilmpjes en op een wand hangt de indrukwekkende lijst met namen van alle 1835 slachtoffer + 1, een pasgeboren baby die naamloos met de ouders in de golven verdween. Op een lichtbeelden-animatie zie je diezelfde namen in de golven verdwijnen.
Namen, wat zijn ze belangrijk. Als je geen naam hebt  hoe kun je dan voortleven in de herinnering? Ik krijg er koude rillingen van. Ik ben dan wel van 1953, maar na de Ramp geboren en niemand van mijn familie is verdronken.
Later fietsen we langs de spiegelgladde OOSTERSCHELDE (windkracht 0) naar Zierikzee. In de verte zien we de Zeelandbrug. De zon glinstert  in het water. Onbegrijpelijk dat datzelfde water zo verwoestend kan zijn.

 
 
 


Geen opmerkingen:

Een reactie posten